Onderdelen

Beoordeling tijdens het kookexamen

In onderstaande afbeelding lees je waarop je wordt beoordeeld tijdens een kookexamen. Lees dit zorgvuldig door.

8 Tips voor het werken in de keuken

1. Kleding en sierraden

Je kleding moet netjes en schoon zijn. Het beste is om werkkleding voor de keuken te dragen: minimaal een schort of een koksjasje. Aan je handen mogen geen sierraden zitten en loshangende sierraden mogen ook niet in het eten kunnen komen.

 

2. Hygiëne

Zorg dat je handen en nagels schoon zijn. Voordat je met producten aan de slag gaat, was je eerst je handen. Droog ze af met papier uit de automaat. Als je met vlees of vis hebt gewerkt en je gaat daarna met bijvoorbeeld rauwe groenten werken, was dan eerst wer je handen! Ook als je handen vies worden tijdens het werken in de keuken en je gaat met andere producten werken: handen wassen en afdrogen met papier uit de automaat!

 

3. Voorkom kruisbesmetting

Bacteriën van vis of vlees mogen niet met rauwe groenten in aanraking komen. Daarom heb je verschillende snijplanken in de keuken. Gebruik de juiste snijplank voor het juiste ingrediënt. (Kijk naar de symbolen die er op staan!) Maak de materialen waarmee je rauw vlees en vis hebt bewerkt goed schoon!

 

4. Netjes en geordend werken

Wanneer je werkplek een rommeltje is, neemt de kans op kruisbesmetting toe. Zorg er dus voor dat je werkplek netjes blijft! Zorg ook dat je werkvlak schoon is. Als je daarover twijfelt maak je die eerst schoon. Maak een sopje en neem dan het werkvlak met een schone vaatdoek af.

Loop niet onnodig heen en weer. Kijk goed welke ingrediënten je nodig hebt en haal deze in één keer op. Zorg ervoor dat je de juiste hoeveelheden meeneemt. Anderen hebben er wellicht ook van nodig.
Wanneer je gehakt of andere producten afweegt, doet dat dan met een schaaltje. Weeg eerst het schaaltje en tel dat bij de hoeveelheid op die je moet hebben.

Geordend werken betekent ook dat je efficiënt werkt. De oven kan al voorverwarmen, terwijl jij nog het één en ander aan het bereiden bent. Het is jammer van je tijd als je je product in de oven wil doen, maar de oven moet dan nog een kwartier voorverwarmen. Zorg er dus voor dat je geen enkele keer hoeft te wachten. Maak dan vast de dingen in de keuken schoon.

Aan het eind zorg je ervoor dat de keuken weer keurig netjes is!

 

5. Wegzetten in de koelkast

Wanneer je een product van groente of een sausje hebt gemaakt en je moet dit wegzetten, dan zorg je dat je dit afdekt met huishoudfolie en daarna zet je het in de koelkast. 

 

6. Juiste 'gereedschap' 

Onder deze tips staan 20 plaatjes met uitleg over veel voorkomend keukengereedschap. Dit is nog niet compleet, maar waarschijnlijk wel de belangrijkste. Leer ze uit je hoofd. Er kunnen zelfs in minitoetsen vragen over gesteld worden tijdens je examen! Ook wordt je erop beoordeeld tijdens je praktijkopdracht in de keuken!

 

7. Veilig werken!

Zorg altijd dat je veilig werkt! Loop niet met een mes door de keuken. Wanneer dat niet anders kan, is de punt van het mes naar beneden gericht. Kijk uit met kokend water! Zorg dat een pan niet te vol is, zodat het bij koken niet overkookt. De pan moet dus groot genoeg zijn!
Denk om brandwonden! Wat je kookt of bakt is heet. De oven is heet, het fornuis is heet! Gebruik ovenhandschoenen of pannenlappen als je een hete pan of schaal moet pakken. Zet die hete producten op een pannenlap.
Gebruik een mes op een goede manier, dan kun je jezelf er ook niet mee snijden. Toch gesneden? Gebruik een blauwe plijster! Zorg dat bloed niet met je producten in aanraking komt!

 

8. Lezen!

Tenslotte is het belangrijk om heel goed te lezen. Volg de aanwijzingen die je op papier krijgt stap voor stap op. Lees eerst het geheel een keer helemaal door, bedenk hoe je het gaat aanpakken en ga dan aan het werk. Wanneer je de aanwijzingen van het recept goed opvolgt kom je meestal al een heel eind.

 

9. Extra tip

Oefen thuis in de keuken door een keer iets te bakken. Maak bijvoorbeeld kleine gehaktballetjes of maak eens zelf een pizza. Deeg voor een pizzabodem kun je kopen in de supermarkt. Op de verpakking staat dan vaak wat je nog meer nodig hebt. Wel echt zelf maken niet alleen maak opwarmen!

Snijtechnieken

In onderstaande video worden verschillende snijtechnieken uitgelegd. 

Keukengereedschap

Hieronder worden verschillende gereedschappen uit de keuken uitgelegd.

 

Koksmes of groentemes

Dit mes gebruik je voor het snijden van groente in fijne reepjes, blokjes of stukjes. Ook kun je het gebruiken voor het fijnhakken van kruiden.

Vleesmes

Een lang smal mes dat je gebruikt voor het snijden van vlees en vis.

Broodmes

Een broodmes gebruik je voor het snijden van brood en koek. Dit mes is gekarteld.

Schilmes

Dit kleinere mesje gebruik je voor het schillen van groente en fruit. Vaak gebruik je deze eerst en pak je daarna het groentemes

Dunschiller

Een dunschiller kan ook handig zijn voor het schillen van groente en fruit.

Snijplank

Er zijn vaak verschillende kleuren snijplanken: groente, vlees, kip (mag ook op rood), brood

Heb je wel maar één plank? Was dan heel goed af wanneer je een nieuw soort ingrediënt gebruikt op kruisbesmetting te voorkomen!

Deegroller

Een deegroller gebruik je om deeg uit te rollen. Het deeg is dan al goed gekneed en heeft gerezen.

Zorg voor een schoon werkblad. Strooi er een beetje bloem op. Leg je deeg erop en rol het met de deegroller uit.

Oven

Denk er om dat je bij het gebruik van de oven deze vaak moet voorverwarmen. 

In de instructie staat dan op welke temperatuur en hoe lang. De oven kan best voorverwarmen, terwijl jij aan het werk bent om je product te bereiden

Bakplaat

Een bakplaat voor in de oven gebruik je om je product op te bakken. Doe er wel bakpapier op!

Knoflookpers

Hiermee kun je de knoflook fijnpersen. Haal wel eerst met een schilmesje de schil van de knoflook af, ook van de knoflookteentjes!

Staafmixer

Gebruik je om te pureren. Bijvoorbeeld soep of smoothie tot een glad mengsel maken.

mixer en beslagkom

Met mixer kun je ingrediënten door elkaar mengen. Dit doe je in een beslagkom. 

Deze is ook vaak van kunststof en is vrij hoog, zodat niet alles rondspettert. 

Til nooit de mixer op als deze nog aan staat!

Kloppers  en deeghaken

De kloppers (boven) zul je waarschijnlijk het meest gebruiken. Deze zijn geschikt voor het opkloppen van slagroom en eiwitten, maar je kunt er ook prima een mooi cakebeslag mee mixen. Alle beslagen die niet al te stevig zijn dus. 

De deeghaken (onder) zijn juist wel voor de stevigere degen. Koekjesdeeg bijvoorbeeld, maar ook brooddeeg.

zeef

De zeef is er in verschillende maten. Je kunt hem gebruiken om fijn poeder over je product te zeven. Je kunt hem ook gebruiken om wat bakpoeder over jet werkvlak te verdelen.

citruspers

Hiermee kun je citrusvruchten uitpersen. Snij de citrusvrucht in de breedte door de midden. Duw de vrucht op de pers en draai heen en weer, totdat er geen sap meer uitkomt. Laat de pers even uitlekken.

 

Garde

Om sausje te roeren of om te voorkomen dat melk overkookt gebruik je een garde. 

Wanneer je melk kookt, spoel dan eerst de pan even om.

champignon borsteltje

Champignons kunnen beter niet gewassen worden onder de kraan. 

Voor het schoonmaken kun je dit borsteltje gebruiken of een stukje keukenpapier.

Bestek

Er ligt bestek in je lade wat je soms moet  gebruiken bij het pakken van ingrediënten.

Theelepel (onder) afstrijken met achterzijde van het mes

Eetlepel (boven) afstrijken met achterzijde van het mes

Mespuntje = puntje van het mes bedekken met het ingrediënt

 

Maatbeker

Om vloeistoffen af te meten gebruik je een maatbeker. 

Let op of er cl, dl, ml of l wordt genoemd.

Kookplaat

Gas of keramisch. 

Bij gas heb je gaspitten. Hiermee kun je de warmte heel direct regelen.

Keramisch: is een glasplaat die elektrisch verwarmd wordt. Pas op met overkoken, want je kunt de temperatuur minder goed regelen.

Op een grote pit zet je grote pannen, op een kleine pit kleine pannen.

Koekenpan

Vrij platte pan waarin je van alles kunt bakken, zoals pannekoeken, een ei, gehakt, vlees enz.

 

braadpan

Pan om grotere stukken vlees in te bakken of bijvoorbeeld gehaktballen. Een koekenpan en een braadpan lijken soms veel op elkaar, maar een braadpan heeft altijd een deksel.

Kookpan

Een pan die vaak gebruikt wordt om soep of groenten in te koken.

Deze pan heeft altijd een deksel.

steelpan

Een wat kleinere pan die vaak gebruikt wordt om sausjes in te verwarmen, melk of een kleine hoeveelheid water in te koken.

 

verschillende kruiden

Munt

Als je er met je vingers over wrijft, ruik je een pepermunt geur. Soms wordt dit ook in de thee gedaan.

bieslook

Lange rechte dunne stengels. Het lijkt een beetje op bosui of lente-ui, maar dan zit er vaak een klein bolletje aan.

Basilicum

Rozemarijn

Peterselie

Oregano

tijm

lente ui of bosui

Dit heeft dezelfde vorm als bieslook, maar deze stengels zijn veel groter en dikker.

Tafeldekken

Soms komt in de FACET-toets een vraag voorbij over tafeldekken.

Gevarensymbolen

Bij het schoonmaken in de keuken werk je met schoonmaakmiddelen.
Die zijn vaak voorzien van gevarensymbolen. 

Die moet je ook kennen!

Keurmerken

ASC: Duurzaam gekweekte vis, met minder impact op het milieu.

Beter Leven (2 & 3 sterren): Diervriendelijk keurmerk van de Dierenbescherming.

Demeter: Biologisch-dynamische landbouw, te vinden in natuurwinkels.

EKO: Biologisch product zonder chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest.

Europees biologisch (groen): EU-keurmerk voor biologische landbouw.

Fairtrade/Max Havelaar: Eerlijke handel en een eerlijk loon voor boeren.

On the way to PlanetProof: Duurzaam keurmerk met aandacht voor milieu en dierenwelzijn.

MSC: Duurzaam gevangen vis met minimale impact op zeeleven.

Rainforest Alliance: Milieu- en arbeidsnormen voor producten uit regenwoudgebieden.

UTZ: Duurzaam geproduceerde koffie en cacao, met goede arbeidsomstandigheden.